Doggy Paradise De hondenuitlaatservice van Gouda en omstreken
Het gebit van de hond
De hond wordt geboren zonder snij-, hoektanden of kiezen. Pas
ongeveer 20 dagen na de geboorte beginnen de tanden door te komen. Eerst de
snijtanden daarna de hoektanden en de kiezen (premolaren). Zeven weken na de
geboorte moeten in de boven- en onderkaak 6 snijtanden, 2 hoektanden en 6 premolaren
aanwezig zijn.
De stand van de snijtanden behoort bij de meeste honden zo te zijn dat we spreken
van een schaargebit (fig. 1), hierbij vallen de bovensnijtanden over de ondersnijtanden.
Tijdens het wisselen bij de hond, dat aanvangt op een leeftijd van ongeveer
15 weken, zullen eerst de snijtanden boven en onder gewisseld worden, te beginnnen
in het midden, hierna volgen de hoektanden en premolaren (rond de 18 tot 20
weken) en daarna komen de molaren (grote kiezen) door ( op een leeftijd van
20 tot 30 weken).
Het definitieve gebit van de hond zal uiteindelijk boven 6 snijtanden, 2 hoektanden,
4 premolaren en 2 molaren bevatten; onder behoren er 6 snijtanden, 2 hoektanden,
4 premolaren en 3 molaren aanwezig te zijn. Tijdens het wisselen kan het zijn
dat de hond soms enige problemen ondervindt met het eten. Toch is het niet zo
dat de honden last hebben van koorts of diarree tijdens het wisselen, wel zullen
de honden op allerlei dingen proberen te knagen, zorg dus voor voldoende kauwbotten
etc.
Het komt nogal eens voor dat een hond niet keurig alle gebitselementen heeft,
of dat de stand van het gebit niet in orde is. De meest in het oog springende
afwijkingen zijn de onder vóórbijter (fig. 2) en de boven overbijter (fig. 3).
Bij de eerste aandoening is de onderkaak langer dan de bovenkaak waardoor de
ondersnijtanden onder de bovensnijtanden uitsteken.
Er zijn rassen waarbij de onder voorbeet normaal is, b.v. de Engelse Bulldog
of de Bordeaux dog. Mocht de onder voorbeet zich bij de Beagle voordoen dan
spreken we van een afwijkende stand. De hond heeft hier meestal geen last van,
daarom is het vaak niet nodig om iets aan deze aandoening te doen.
Anders is het bij honden waarbij de bovenkaak langer, en vaak ook breder is,
dan de onderkaak. Hierbij kunnen de hoektanden van de onderkaak in de bovenkaak
drukken.
Tijdens het eten zal de hond dan iedere keer in zijn eigen bovenkaak bijten.
Dit is zeer vervelend voor de hond. De oplossing voor dit probleem is meestal
afhankelijk van de mate waarin de kaaklengte en -grootte afwijkend is. Soms
is het mogelijk door het plaatsen van een "eenvoudige" beugel het gebit te corrigeren
en daardoor het probleem op te lossen, soms is de enige oplossing het afslijpen
van de onderhoektanden en deze na het uitvoeren van een wortelkanaalbehandeling
te vullen.
Naast het aanwezig zijn van deze gebitsproblemen kunnen honden ook elementen missen. Zeer vaak komt het voor dat honden één of meerdere premolaren missen, dit heeft meestal geen gevolgen voor de desbetreffende hond, mits de hond niet te veel elementen gaat missen. Betreffende de vererving van deze aandoeningen kan men zeggen dat al deze aandoeningen erfelijk zijn en dat het dus niet wenselijk is met deze dieren te fokken om verspreiding van minder wenselijke eigenschappen binnen het ras te voorkomen.
W. Strikkers, dierenarts
Naar boven